Halluin (Nord, Nord pas de Calais)



Halluin info :

Code Postal: 59250
Departement: Nord (59)
Région: Nord pas de Calais
Nombre d'Habitants: 19067
Densité de population: 1404 Habitants par km²

Villes près de Halluin :
Lille Roubaix Tourcoing Wattrelos Marcq-en-Baroeul Cambrai Lambersart Lomme Coudekerque-Branche La Madeleine Loos Wasquehal Ronchin Mouvaux Roncq Neuville-en-Ferrain Leers Merville Wambrechies Linselles Cuincy Pérenchies Quesnoy-sur-Deûle Santes Auberchicourt





Ghesquiere Henri, Jules. Geboren en overleden in Rijsel (Nord) : 28 augustus 1863 – 2 september 1918 ; als socialistisch militant en verkozen voor de Nord oefende hij beurtelings verscheidene beroepen uit.
Henri Ghesquiere was zoon van een spinder en een spinster en ruilde op tienjarige leeftijd de school voor de fabriek. Maar bleef verder studeren in een avondschool en ontwikkelde zich zijn leven lang door middel van zelfstudie, die van hem een talentrijk jornalist, een auteur van tarlijke stukken en propagandabrochures. Weggestuurd van diverse fabrieken omwille van zijn politieke activiteiten, doet hij aan broodwinning voor zijn gezin van 6 kinderen, tot in 1895 als dagbladventer, en dan als journalist van « Reveil du Nord ». Zijn echtgenote voegde er kleine opbrengsten toe als rondtrekkende handelaarster. In 1906 opende hij een drankgelegenheid « Au Droit Social ».
Ghesquiere was 17 jaar oud toen hij aansloot bij de groep van de sociale studies « l’ Egalité » waar hij met Joncquet en Delory omging. Hij werd één van de markante figuren van het guedisme. Hij maakte lange tijd deel uit van het federale comité en laterwerd hij afgevaardigde van zijn federatie bij het centraal bestuur van de P.S. van Frankrijk. Hij was een steeds aanwezige man op de congressen :de P.O.F. te Rijsel (1890 et 1806), In Parijs (1893 et 1897), in Montluçon (1898), in Roubaix (1901), in Issoudun (1902) ; deze van de P.S. bij de F. A Commentry (1902), in Reims (1903), in Rijsel (1904) ; het nationaal congres Japy (1899) waar hij de 1ste en de 2e kiesdistricten van Rijsel vertegenwoordigde ; de internationale congressen van Londen (1896), dAmsterdam (1904) ; de congressen van de S.F.I.O. te Limoges (1906), in Toulouse (1908), in Saint-Etienne (1909), in Paris (juillet 1910), in Saint-Quentin (1911), in Lyon (1912), in Brest (1913). In Lyon moest hij, in tegenwoordigheid van Compère-Morel, antwoorden op een aanval tegen de taktiek van de C.G.T., uitgesproken in de Kamer van Députés van 2 december 1911.
Op het 8ste congres van de socialistische coöperatieven in Calais (Juli 1911), als vertegenwoordiger van « l’Humanitaire » uit Nancy stelde het idee van Hélies aan de kaak, dat de coöperatieve kan leiden tot het socialisme : « In de Nord zijn zijn uitgesproken samenwerkers », verklaart hij, « maar wij weten dat de kapitalistische onteigening slechts kan verworven worden via openbare voorzieningen ».
Ghesquiere leidde menigmaal de verkiezingsstrijden. In 1888 stelt hij zich voor voor de gemeentelijke verkiezingen en mislukte. Later zal hij gemeenteijk raadgever en adjunct van Deloryv bij de openbare bijstand van 1896 tot 1904., algemeen raadgever van het kanton Rijsel-Zuid – verkozen het jaar daarvoor maar de verkeizingen werden geannuleerd – in 1901 en na 1904. Bij de wetgevende verkiezingen bekomt hij 2957 stemmen op 15797 ingeschreven kiezers in 1893 (3de kiesdistrict van Rijsel) ; 7327 stemmen op 22345 kiezers in 1898 ; 4826 stemmen op 15031 kiezers in 1902 (2de kiesdistrict van Rijsel) ; in 1902 was hij nog kandidaat op een plaatselijke verkiezing in het 2de kiesdistrict alwaar hij verkozen werd in 1906 (6660 stammen op 15903 kiesgerechtigden) ; herverkozen in 1910 (6944 stemmen op 17968 kiesgerechtigden) en, in 1914 8424 stemmen op 19215 kiesgerechtigden.
Hij sterft nog voor het einde van deze laatste legislatuur, kort voor de wapenstilstand na de ganse oorlog in bezet gebied te hebben doorgebracht.


Ghesquiere Henri, Jules. Né et mort à Lille (Nord) : 28 aout 1863 – 2 septembre 1918 ; militant socialiste et élu du Nord, il exerça tour à tour divers métiers.
Fils d’un dévideur et d’une déviseuse, Henri Ghesquiere quitta l’école à l’âge de dix ans pour l’usine, mais continua à s’ incrire à l’école du soir et et cultiva tot au long de sa vie par un effort d’autodidacte qui fit de lui un journaliste de talent, un auteur de pièces nombreusens et de brochures de propangande. Renvoyé de divers usines pour son activité politique, il gagna sa vie et celle de ses six enfants, jusqu’en 1895, comme colporteur de journaux, puis comme rédacteur au « reveil du Nord ». Sa femme y ajoutait ses petits gains de marchande ambulantent, en 1906, il ouvrit un estaminet à l’enseigne du « Droit Social ».
Ghesquiere avait dix-sept ans quand il adhéra au groupe d’études sociales « l’ Egalité » ou il côtoya Jonquet et Delory. Il devint une des figures marquantes du guedisme. Il appartint longtemps au comité fédéral et, plus tard fut délegué de sa fédération au conseil central du P.S. de France. C’était un habitué des congrès nationaux : ceux du P.O.F. à Lille (1890 et 1806), à Paris (1893 et 1897), à Montluçon (1898), à Roubaix (1901), à Issoudun (1902) ; ceux du P.S. de F. A Commentry (1902), à Reims (1903), à Lille (1904) ; le congrès général de la salle Japy (1899) ou il représentait les 1er et 2e circonscription de Lille ; les congrès internationaux de Londres (1896), d’Amsterdam (1904) ; les congrès de la S.F.I.O. à Limoges (1906), à Toulouse (1908), à Saint-Etienne (1909), à Paris (juillet 1910), à Saint-Quentin (1911), à Lyon (1912), à Brest (1913). A Lyon, en compagnie de Compère-Morel, il dut répondre d’une attaque contre la tactique de la C.G.T. prononcée à la Chambre des députés le 2 décembre 1911.
Au VIIIe comgrès des coopératives socialistes à Calais (juillet 1911), Ghesquiere, représentant « l Humanitaire » de Nancy, dénonça l’idée d’Heliès que la coopération peut conduire à la socialisation : « dans le Nord, nous sommes coopérateurs résolus, déclara-t-il, mais nous savons que l’expropriation capitaliste ne peut sortir que de la conquête du pourvoir public ».
Ghesquiere mena maintes batailles électorales. En 1888, il se présenta aux éléctions municipales à Lille et échoua : il sera conseiller municipal et adjoint de Delory à l’assistence publique de 1896 à 1904, conseiller général du canton de Lille-Sud de 1896 – élu l’année précédente, mais l’élection avait été annulée – à 1901 et après 1904. Aux élections législatives, il otint 2957 voix sur 15797 inscrits en 1893 (3e circonscription de Lille) ; 7327 sur 22345 en 1898, 4826 sur 15031 en 1902 (2e circonscription de Lille) ; en 1902, il fut encore candidat à une élection partielle dans la 2e circonscription ou il sera élu en 1906 (6660 voix sur 15903), réélu en 1910 (6944 sur 17968) et, en 1914 (8424 sur 19215). Il mourut avant la fin de cette dernière législative peu avant l’armistice après avoir passé toute la guerre en pays envahi.