Picardische taal.

Het Picardisch (1) is een Romaanse taal (en geen dialect), zoals het Italiaans, het Spaans, het Frans en het Waals dat zijn. Het is de taal van het stuk omvattende Picardië, Artois, Galliciaans-Vlaanderen en het westen van de provincie Henegouwen. Het is de romaanse taal die de gebuur was van het Westvlaams.

Door de taalimperialistische politiek van de Franse regering is deze taal practisch - en zonder dat er veel aandacht werd aan geschonken - verdwenen, en verkeert zowat in de staat waarin het Nederlands zich in Frans-Vlaanderen bevindt. Aan het Picardisch zo maar voorbijgaan zou verkeerd zijn; daarvoor is de taal een te belangrijk entiteitvormend element geweest.

Het Picardisch - waarvan het belangrijkste dialect met het woord "rouchi" omschreven wordt en zijn centrum in de streek rond Valenciennes heeft - onderging een sterke invloed van het Vlaams. Zo vind je er woorden als busse (buis), cauche (kous), neune (noen), panne (pan), plaoche (plaats), siellau (seule), bétche (beetje), chouf (schuif), clincque (klink), cloufe (kloef), cotferdom (godv...), cotche (kotje), drinkquelde (drinkgeld), foufèle (foefelen), pétche (peetje), e.d.

De verschillen tussen het Fransen het Picardisch zijn op sommige punten opvallend. Een paar voorbeelden :

d in een woord wordt veelal g
vb: attardé wordt atargé, prendre wordt pringe, vendre wordt vinge, une flamande wordt une flamenque;

il wordt i
vb: q'il rende wordt qu'i ringe

les wordt chés
vb: les intailles wordt chés intailles

ch bleef c
vb: canter in plaats van chanter

j bleef g
vb: gambe in plaats van jambe, gardin in plaats van jardin
vandaar : ....jachère ....gaskère

Uit wat voorafgaat blijkt duidelijk van de Ghesquiere wel degelijk afkomstig zijn uit het vroeger Picardisch gedeelte van het toenmalige landsgebied.

Op het einde van de 16de eeuw en het begin van de 17de eeuw bemerkt men echter dat de namen (enerzijds vervlaamst) in centraler gelegen delen van de huidige provincie West-Vlaanderen opduiken. Zo bijvoorbeeld Jacques Ghekiere in Oekene en Jan Gecquiere in Bavikhove,

Hoe is dit te verklaren ?

Wij bestuderen daarvoor de geschiedenissen van Menen (2) en van Wervik (3).

Het was een beroerde periode voor ons land, deze van de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw. Niet alleen zijn er duizenden veroordeelden geweest, waar er waren nog oneindig meer vluchtelingen om geloofsredenen. Voor de Leiestreek kwam daarbij de langdurende en verwoestende strijd tussen Staatsen en Malkontenten, en de nasleep daarvan tot na de val van Oostende in het begin van de 17e eeuw.

Anderzijds waren uitbraak van pestepidemies en slechte graanoogsten ook oorzaak van ontvolking.

Wat Menen betreft waren in het jaar 1577 1.085 huizen en in 1597 nog slechts 304. Van de 6.000 paasplichtige inwoners waren er nog 1.500 over. Het aantal lijnwaadgetouwen was gevallen van 700 op 53, dit van de brouwers van 90 op 19; dit van de hoteliers en herbergiers van 54 op 11; dit van de boerderijen van 137 op 63; dit van de lakenwevers van 50 met 145 getouwen op 1. Dito van de vulders werkende met vier werklieden van 20 op zero. Van de 900 bunders landerijen waren slechts 762 in gebruik.

Te Wervik, waar ondanks de lakennijverheid er ook reeds in verval was, bleef deze stad een bloeiende gemeenschap met ongeveer 5.000 inwoners. In 1579 werd Wervik grondig verwoest. De ganse bevolking moest vluchten. De stad was verlaten in het begin van de jaren 1580. Een gedeelte slechts van de vroegere inwoners kwam naar Wervik terug, en slechts zeer langzaam. Toen, in het eerste deel van de 17e eeuw ook te Wervik alles zijn gewone gang kon gaan, had de stad nog een bevolking van niet eens 2.000 zielen.

De tweede helft van de zestiende eeuw en het begin van de zeventiende eeuw werden gekenmerkt door een massale uitwijking uit de Zuidnederlandse gewesten. De namen van de door oorlogsomstandigheden verdreven burgers en werklieden, de overtuigde Calvinistische volgelingen, de werkzoekende textielarbeiders, kortom, de modale mensen zijn zowat onbekend gebleven. Ook zij hadden have en goed in het vaderland achtergelaten in de hoop op een beter bestaan. Eén van de plaatsen waar de "vluchtelingen" terechtkwamen is Leiden in Nederland. (4).



(1) Gids voor Picardië, Luc Glorieux en Gilbert De Paemelaere, F.B.B.A.
(2) Geschiedenis van Meenen, volgens de "Histoire de Menin" van Dr Rembry-Barth, R. Vansteenkiste
(3) Een lijst van Wervikanen uit 1578-1579, verschenen in Vlaamse Stam, J. Roelandt
(4) Leidens weg op, John Desreumaux, uitgeverij Familia et Patria.