Wervik, West-Vlaanderen, België











Alphonse Remi Aloise Ghesquiere, geboren in Geluwe op zondag 9 december 1866, overleden in Brugge op maandag 10 augustus 1964, afscheid met een eredienst in Brugge-Sint-Jacobs op vrijdag 14 augustus 1964, 97 jaar en 245 dagen oud, zoon van Victor Josephus Ghesquiere en Sophia Octavia Cardoen.

Hij bracht zijn prille jeugd door op de ouderlijke hoeve in het gehucht Terhand. Na twee jaar middelbaar onderwijs te Menen ging hij in 1881 over naar de normaalschool te Torhout, die hij in 1884 met het diploma van Koster-onderwijzer verliet. Zijn leraar, A. Mervillie, die een vurig Bach-vereerder was, maakte hem ontvankelijk voor de grote klassieke muziek.
In 1885 werd Remi tot organist aan de O.L.Vrouwekerk te Kortrijk aangesteld. De toenmalige onderpastoor, Guido Gezelle, wees hem op het belang van de folklore in Vlaanderen en spoorde hem aan volkswijsjes en kinderliedjes uit de buurt op te tekenen. Remi zou later dit werk voortzetten met het oog op een door de Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde, uitgeschreven prijsvraag. Zijn verzameling, samen met "Kinderspel en kinderlust in Zuid-Nederland" van Isidoor Teirlinck, werd bekroond en uitgegeven in cijferschrift onder de titel "300 spelen met zang verzameld in Vlaamsch Belgenland en voornamelijk in West-Vlaanderen" (Gent, 1905). Ook als muzikaal vertolker van de Gezellepoezie komt Remi chronologisch vooraan in de lange rij: in 1889 onstond het populaire "O Maria die daar staat", tevens zijn eerste lied.
Tijdens de Kortrijkse periode behaalde hij in 1888, als leerling van J. Tilburghs, een eerste prijs voor orgel aan het Kon. Conservatorium te Gent. In 1890 ging hij als muziekleraar over naar de normaalschool te Torhout, doch na vier jaar gaf hij zijn leraarschap op, om in zijn geboorteplaats als koster-organist te fungeren, een ambt waarvan hij de schrale inkomsten, naar kostersgewoonte op het platteland, met een kleine drukkers- en handelszaak trachtte te verruimen. In Geluwe verbleef hij 23 jaar en stichtte hij een bloeiende lagere muziekschool. Uit die tijd stammen honderden liederen, waarvan onder enkele, als "De trommel slaat", gecomponeerd voor de Gulden-Sporenviering in 1902, in de volksliederenschat werden opgenomen.
In 1917 moest Geluwe wegens oorlogsomstandigheden worden ontruimd: Remi Ghesquiere belandde met zijn groot gezin te Halle, waar hij zich metterwoon vestigde, handel dreef, tot kapelmeester en kort daarop als organist van de bedevaartbasiliek werd aangesteld. Hij stichtte er in 1923 een zang- en dansgroep voor meisjes van 9 tot 13 jaar, "De zingende meisjes van Halle", die liedjes en toneeltjes interpreteerden en tot 1940 in Zuid- en Noord-Nederland 565 maal optraden. In 1945 legde Remi Ghesquiere zijn functie te Halle neer en vestigde zich te Brugge.
In die periode bleef hij zeer actief componeren, orgel spelen en levensherinneringen neerschrijven (een vijftigtal schriften rusten in familiebezit). Gans de kunst van Remi is gelegenheidskunst: ze dient de Vlaamse vroomheid, de familiale gezelligheid en niet het minst de onschuldige kinderpret: het ongekunstelde kinderlied blijft zijn grootste verdienste. Remi Ghesquiere was ook een zakelijk en zelfs voortvarend liturgist, die de volkstaal in de kerkelijke diensten reeds in 1918 behartigde door het componeren van een volksmis, opgenomen in "100 geestelijke liederen".
Als volgeling van Gezelle, bleef die stoere Westvlaming zijn leven lang halstarrig verknocht aan het Westvlaamse taalparticularisme.(1). (1) Uit Nationaal Biografisch Woordenboek, Paleis der Academien, 1968.